
Zwemmerswoordenboek
Gebruik je zwemtrainingsprogramma's? Dan kom je wellicht woorden en/of afkortingen tegen waarvan je nog nooit hebt gehoord. Om je zwemtraining makkelijker te maken leggen we hieronder alle belangrijke zwemtermen aan je uit!
Termen | Uitleg |
R15” of R1’ | 15 seconden rust of 1 minuut rust. |
Overhaal | De fase van de zwemslag, waarin je je armen óver het water van achteren naar voren haalt. |
Hele slag | Het gebruik van zowel je benen als je armen bij de desbetreffende zwemslag. |
Doorhaal | De fase van de zwemslag waarin je je armen onderwater van voren naar achteren haalt. |
Vingers ‘slepen’ | Met je pols gestrekt en je vingers half onderwater rustig in de overhaal je hand tegen het water in naar voren bewegen. Handpalm wijst hierbij gedurende de hele tijd naar achteren en je duwt als het ware je hele hand frontaal naar voren. |
Hondjesslag | Maak met de handen een kommetje. Strek je handen één voor één uit en ‘trek’ het water met een schepbeweging naar je toe. De handen zijn de hele tijd onderwater. |
Schoolslag met dubbele armslag | Een extra armslag nadat je een hele schoolslagbeweging (arm- en beenslag) hebt gemaakt. |
Schoolslag met dubbele beenslag | Een extra beenslag nadat je een hele schoolslagbeweging (arm- en beenslag) hebt gemaakt. |
Wisselslag | 4 opeenvolgende zwemslagen in de volgorde: vlinderslag- rugslag – schoolslag – borstcrawl. |
Flipperen / dolfijnsprongen | Als een dolfijn naar de bodem duiken, afzetten met je voeten van de bodem, uit het water omhoog komen en weer in het water duiken, wederom omlaag naar de bodem enz. Je kunt hierbij de hele tijd je handen voor houden, of je maakt tijdens het uit het water komen een vlinderslag beweging. |
Vlinderkicks | Vlinderbeenslag, vanuit je borstbeen |
W-vorm bij de schoolslag | Knieën bij elkaar, onderbenen naar buiten en trek je voeten naar je toe. |
Y-houding armen | Je handen met rechte armen breder dan je schouders in het verlengde van je romp houden. |
Samengestelde rugslag | Vanuit een goede horizontale ligging op je rug een schoolslag beenslag maken waarbij je, op het moment dat je benen een rondje draaien, je armen tegelijk vanaf de heupen uit het water komen. Op het moment dat de handen achter je hoofd liggen en de benen gesloten zijn (uitdrijfmoment) breng je de armen weer onderwater terug naar je heupen (daarna wederom uitdrijf moment alvorens opnieuw te beginnen). |
Glijfase | Het moment dat de hand vlak onder de wateroppervlakte naar voren glijdt tot volledige strekking. |
Catchfase | Het moment dat de uitgestrekte hand het water ‘pakt’, door de vingertoppen naar beneden te laten wijzen. |
Trekfase | Na de catch de hand onder je naar je toe trekken (in één lijn met de onderarm). Je trekt hierbij het lichaam als het ware ‘over’ het water; waarbij de elleboog hoog aan de wateroppervlakte blijft. Op schouderhoogte staat je onderarm loodrecht op het water. Je schouder en hand liggen op één lijn. |
Duwfase | Je ‘duwt’ als het ware het water zo ver mogelijk naar achteren, waarbij de hand zo lang mogelijk in verticale positie blijft. |
Slagfrequentie | Het aantal zwemslagen per minuut. |
Slaglengte | De afstand die met 1 zwemcyclus wordt afgelegd. |
Bijleggen | Je zwemt arm voor arm, dus als de ene arm na de insteek weer gestrekt vóór ligt (hoog aan de wateroppervlakte), begin je pas met de doorhaal van je volgende arm. |
Dubbel bijleggen | Idem als bijleggen maar nu 2 armslagen met dezelfde arm maken. |
Dubbele insteek | Insteken, hand weer uit het water halen (met vingertoppen eerst) en dan nogmaals insteken; nog verder door strekken. Het lijkt op insteken en dan een golfje maken met de hand. |
Wrikken voor | Heel goed voor het watergevoel! Houd je armen gestrekt voor in het verlengde van je schouders. Beweeg met je handen lichtjes naar buiten (niet verder dan schouderbreedte!) en naar binnen/ ellebogen zijn daarbij bijna gestrekt. Je vingers wijzen actief naar beneden. |
Wrikken midden | Armen zijwaarts met ellebogen net voor je schouders en net onderwater. Hoek tussen boven- en onderarmen is 90 graden. Beweeg de onderarmen naar binnen en naar buiten waarbij de bovenarmen stil blijven staan. Vingers blijven in verlengde van de onderarm. Je maakt een soort achtvormige beweging vanuit je pols. |
Wrikken achter | Armen zijn gestrekt achter, naast je heupen. Beweeg alleen je armen steeds een klein beetje naar buiten en naar binnen. |
Hieltik bij de schoolslag | Leg je handen op je billen. Hakken naar je handen brengen, waarbij je je knieën niet onder je trekt. |
Schouder-aantik bij de borstcrawl | Tijdens de overhaal: tik met je duim je schouder aan, houd je elleboog hoog en breng je hand vervolgens over het water zo ver mogelijk naar voren. |
Stroomlijnen | Leg bij de afzet je handen op elkaar, strek je helemaal uit (van top tot teen, waarbij je benen goed bij elkaar zijn), druk je spierballen tegen je oren, leg je hoofd tussen je armen en blijf naar de bodem kijken. Buik- en bilspieren goed aan blijven spannen! |
Onderwaterfase | De fase na de start en na elk keerpunt dat je onderwater zwemt. Van afzet in stroomlijn, naar vlinderkicks, naar borstcrawlbenen en de overgang naar het zwemmen (break out). |
Fallback keerpunt | Keerpunt bij vlinderslag, schoolslag en wisselslag, waarbij je geen koprol maakt, maar je voeten onder je lichaam intrekt. |
Tuimelkeerpunt | Keerpunt waarbij je een koprol maakt voordat je de andere kant op zwemt. |
Steigerung | Versnelling van een X% naar X% |
Supermanhouding | 1 arm voor en 1 arm achter. |
Coördinatie-oefeningen | Oefeningen waarbij je 1 element van je slag extra oefent, bijvoorbeeld borstcrawl waarbij je in de overhaal je oksel aantikt om de hoge elleboog in de overhaal te oefenen of schoolslag met een dubbele beenslag om de beenslag extra te benadrukken. |
Rompstabiliteit | Core-stability, dus de stabiliteit van de kern van je lichaam (buik, billen, rug en heupen). |
Ademhaling 1:2, 1:3, 1:4, 1:5 | 1:2 betekent dat je steeds naar 1 kant ademhaalt en dat iedere 2 armslagen doet (dus na 1 rechter arm slag en 1 linkerarmslag) 1:3 betekent om en om rechts en links ademen, waarbij je tussendoor steeds 3 armslagen zwemt 1:4 weer naar 1 kant, maar nu na 4 armslagen 1:5 om en om rechts en links, met 5 armslagen ertussen |
Adembeperking | Minder vaak ademen, maar adem wel op tijd, zodat je niet helemaal achter adem komt. |
Bilaterale ademhaling | Afwisselend ademen aan beide kanten. Zo adem je afwisselend links en rechts. |
Laterale ademhaling | Ademen aan steeds dezelfde kant. |
Actief herstel | Actief bewegen (doorzwemmen) op een lage intensiteit. |